De osteoplastische botspalk, OBS, bij middel van Biokant®, een eenvoudige reconstructieve techniek. The osteoplastic bone splint, OBS, by means of |
|
Dr. L. SUDA* | |
NEDERLANDS SAMENVATTING Tijdens orthopedische ingrepen waarbij uitgebreide ossale reconstructies nodig zijn kunnen autologe spongieuze botsnippers worden verkregen uit bestaande voorkeursplaatsen.Indien lege artis uitgevoerd, vereistdeze botwinning slechts een minimale secundaire operatieve handeling.Kleine botspanen zijn meestal niet geschikt om belangrijke botdefecten te herstellen tenzij ze bijeen worden gebracht in de vorm van een unifragmentaire moduleerbare osteoplastische botspalk (OBS) bij middel van ‘Biokant®’. * Dr. L. Suda, orthopaedisch chirurg INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING De dagelijkse orthopaedische praktijk confronteert ons met resorptieverschijnselen en defecten van het peri-protetisch bot, veroorzaakt door partikelziekte en/of stress-shielding. Fracturen ter hoogte van de prothesehoudende beenstukken kunnen hiervan het gevolg zijn. Het herstel van deze letsels vergt een belangrijke botmassa die moeilijk aan te passen kan zijn aan de morfologische omstandigheden. Hetzelfde geldt voor post-traumatisch diafysair substantieverlies (zie fig. 11), en aandoeningen waarbijartrodese (zie fig. 12) of spondylodese (zie fig. 4) nodig zijn, de te overbruggen afstand belangrijk is of de congruentie van de te fuseren oppervlakten gebrekkig. De klinische ervaring en de literatuur over experimentele bottransplantatie leren ons dat spongieuze verse autologe botsnippers (bij bottransplantaties) of osteo-cartilaginaire autologe enten (bij gewrichtsoppervlaktetransplantaties) met een sagittale doorsnede van 3 tot 5 mm zich het gunstigst gedragen vanuit het oogpunt van ingroei en ombouw tot autoloog levend bot. (6, 34, 45, 55, 61, 62) De volledige vasculaire doorgroei der sinusoïden bij deze afmeting gebeurt dan namelijk sneller dan bij volumineuzere transplantaten. Het aanbrengen en bevestigen van deze kleine spaantjes bij de voormelde reconstructies wordt mogelijk gemaakt en vergemakkelijkt door een aangepaste techniek van botenting die het voorwerp zal uitmaken van deze mededeling. Voor het herstel van skeletdelen met belangrijke botdefecten zouden grote gestructureerde autologe botenten kunnen worden gebruikt. Een niet gestructureerde massa botdeeltjes echter kan zich eveneens onder fysiologische omstandigheden overeenkomstig de wet van Wolff organiseren, bv. na implantatie ter hoogte van de femurschaft (12,66). Door hun osteoconductieve en osteo-inductieve eigenschappen, alsook door het vrijzetten van vaatingroei stimulerende stoffen en transforming growth factors (TGF) in de zogenaamde ‘cytokinensoep’, overtreffen verse autologe botsnippers de ingroeicapaciteiten van alle andere vormen van bottransplantaten, een gevasculariseerd autotransplantaat uitgezonderd. (3a, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 46, 47, 48, 49, 52, 61, 62). Dergelijke gevasculariseerde overplantingenbetekenen echter een grote en langdurige ingreep met kans op verwikkelingen door trombose, spasmen of torsie van de vaatstelen. Het afnemen van massieve, al of niet gevasculariseerde autologe enten vergt ingrepen die eveneens hun eigen complicaties hebben (16, 18). Ter hoogte van de prelevatie situs wordt in ongeveer 45% van de gevallen gewag gemaakt van klachten en verwikkelingen gaande van lokale sensibiliteits-stoornissen, defiguratie en mogelijke herniaties doorheen de afnameplaats ter hoogte van het bekken, instabiliteit van de sacro-iliacale gewrichten, zelfs fracturen ter hoogte van de tibia na prelevatie van tibiaenten (18). Ook het bloedverlies kan bij spaanafname beduidend zijn (16). Het winnen van autologe spongieuze botfragmenten vraagt daarentegen slechts mineure ingrepen daar men langs kleine trepanaties van de cristae iliacae of de tibiakop met aangepaste instrumenten voldoende spongieus bot kan bekomen. Uit de tibiakop verkrijgt men gemiddeld 20g spongiosa, uit de crista iliaca posterior 10g. Ook is het opvullen van het gemaakte defect met bloedingsstelpend materiaal (gelfoam) en botbankmateriaal eenvoudig. Autoloog bot komt eventueel ter beschikking uit het operatieveld zelf zoals bv. het proximaal femur bij heupinterventies of fragmenten van processus spinosi en laminae bij ingrepen op de wervelkolom. Afnametrauma en bloedverlies kunnen worden beperkt door aanvulling van de autologe massa met botbankmateriaal. De penetratiesnelheid voor capillairen in homoloog bot is echter 6 maal geringer dan voor gelijkaardige verse autologe transplantaten (34, 35). Eveneens ongunstig zijn in dit geval immunologische factoren (8, 9, 23) en een grotere infectiekans (37). Barth en Axhausen documenteerden reeds rond de eeuwwisseling aan de hand van dierproeven dat zowel autologe als homologe botenten vrijwel volledig afsterven na transplantatie. Zeldzame cellen zouden kunnen overleven indien ze binnen enkele dagen aansluiting krijgen op het vaatbed van het receptorgebied. (3a, 4) Voor het overgrote deel zijn het echter invaserende en tot osteoblasten differentiërende cellen uit het transplantatiebed die aanleiding geven tot het fenomeen van de zogenaamde “schleichender Ersatz” (4) of “creeping substitution” (49) Dit betekent dat het transplantaat geleidelijk wordt geresorbeerd door osteoclasten maar tegelijkertijd vervangen door nieuw gevormd receptorbot, neergelegd op de dode trabekels van het transplantaat (Zie fig. 1a). In zijn nauwkeurig gedocumenteerd onderzoek kon Axhausen (3a) een score opstellen voor wat betreft de ombouwsnelheid en -kwantiteit van verschillende vormen van transplantaten. Het best gedraagt zich autoloog vers bot, minder gunstig homoloog bot en zeer ongunstig gemacereerd en speciesvreemd bot. (3a). Het minder goede gedrag van homoloog materiaal werd toen reeds toegeschreven aan afweerreacties van het organisme (3a, 4, 5, 46). Men nam dus waar dat het transplantaat fungeerde als een mal waar nieuw botweefsel werd op afgezet in tegenstelling tot het idee van Ollier dat vrij overgeplant been zou overleven en uit zichzelf gaan groeien (4, 49). De morfohomeostasis van het skelet wordt namelijk in stand gehouden door een levenslang durend en zich in evenwicht houdend gelijktijdig verlopend fenomeen van botafbraak en - opbouw (50). Meerdere factoren beïnvloeden de ingroei van het bottransplantaat.
Interpositie van osteosynthesemateriaal of acrylaat, alsook sterke fibrose na herhaalde interventies in het transplantatiegebied hinderen de ingroei van bloedvaten in de botent. Detritus van polyethyleen en acrylaat geven aanleiding tot botresorptie door macrofagen. Acrylaatslijpsel en microscopische titaniumpartikels zouden de vrijzetting stimuleren van botresorberende cytokinen als interleucin, prostaglandine en tumornecrosisfactor (28). Vanzelfsprekend beïnvloedt de algemene gezondheidstoestand van het transplantaat ontvangend individu alsmede zijn inname van kataboliserende medicijnen de ingroei van het bottransplantaat. Bij bottransplantatie treedt in het receptorgebied mede vanuit het transplantaat osteogene inductie van pluri-potentiële niet-specifieke cellen op en osteoblastische metaplasie van zogenaamde pre-existente osteoprogenitorcellen Dit zou aanleiding geven tot twee fasen in de transplantaatosteogenese dewelke met enkele weken tijdsverschil optreden. (3b) Vooreerst worden de specifieke osteoprogenitorcellen actief waarna de pluri-potentiële niet-specifieke bindweefselcellen tot beenvormende cellen geïnduceerd worden. (3b). De lokale vascularisatie is belangrijk in het creëren, door primitieve angioblastische cellen, van zogenaamde embryonale capillairen die het transplantaat penetreren langs pre-existerende Haversche kanalen waar ze de oppervlakten van de sinusoïden zullen gaan bekleden en tot osteoblasten en osteoclasten differentiëren. (50, 61, 62). Deze osteoblastische metaplasie zou ondermeer veroorzaakt worden door stoffen vrijgemaakt uit necroserende botcellen in de zogenaamde ’cytokinensoep’. (10, 19). Vasculaire invasie van autoloog spongieus bot in een goed doorbloed transplantatiebed bleek reeds op te treden drie dagen na de transplantatie (10). Een kubusbormig autoloog spongieus botentje van 5 mm is na een week reeds volledig door nieuwgevormde vaten gepenetreerd als het in een goed gevasculariseerd gebied wordt ingeplant. Dit wijst erop dat de vascularisatie 2 tot 3 mm per week kan voortschrijden in autologe spongieuze enten (10). Burwell veronderstelt dat de nieuw-gevormde botcellen in de ent volgende voorname bronnen zouden hebben:
We halen deze fundamentele theorieën en waarnemingen aan, op gevaar af bij de lezer open deuren in te trappen, omdat ze ons voeren naar het concept van bottransplantatie in de zin van een osteoplastische botspalk. Het transplanteren van grotere gestructureerde autologe botenten brengt namelijk moeilijkheden met zich mee die we wilden omzeilen (18, 20, 21). Hoewel homologe enten minderwaardig zijn op gebied van ingroei en ombouw kunnen ze, door fusie met het receptorbot, als steriele sekwesters voor behoud van structuur en functie van een skeletsegment zorgen. Deze dienen ondermeer als opvulmiddel bij herstel van acetabulair botverlies ter gelegenheid van panrevisies, alsook bij massieve transplantaties na resecties van beenstukken (2, 35, 53) (Zie fig. 10c, 10d). Geïmpregneerd met acrylaat vormt een massa kubusvormige kleinere fragmenten botbankmateriaal een soort composiet van acrylaat en gemineraliseerde dode botmatrix datossaal kan ingroeien ter hoogte van de contactplaatsen met een goed doorbloed beenderig transplantatiebed. (Zie fig. 10c, 10d). Het gebruik echter van homoloog materiaal op functioneel belaste lokaties wordt, naast de trage ingroei, ook gehypothekeerd door een beduidend hoger infectierisico. (37, 43, 54). Om de beenderige ombouw en ingroei van volumineuze homologe bot- en gewrichtstransplantaten te bespoedigen kan men zich voorstellende centrale spongieuze gedeelten van de homologe ent weg te nemen, de corticalis veelvuldig te perforeren en de inhoud te vervangen door autoloog spongieus materiaal zodat men een met autologe spongiosa opgevuld homoloog beenimplantaat bekomt. (56) Bij dierproeven gebeurde de histologische ombouw en de consolidatie van massieve bottransplantaten in een dergelijke opstelling minstens drie maal sneller en vollediger dan bij homogene diepvriesenten. De penetrerende capillairen alsook de ingroei vanuit de beenderige contactplaats met het receptorbot zorgen na drie maanden voor revascularisatie en botvorming tot in het centrum van een gecombineerd autoloog-homoloog knietransplantaat met een doorsnede van 4 cm. Ook bleek 8 weken na de orthotopische implantatie bij dergelijk transplantaat de consolidatie met de receptor volledig, mits een stabiele osteosynthese die breed contactvan de ent met het receptorgebied toelaat (intra-medulaire compressie-osteosynthese) (56) (Zie fig. 16a, 16b, 16c, 16d). De configuratie van dit soort enten komt overeen met wat we ons voorstellen bij een osteoplastische botspalk. De corticale geperforeerde spongiosa houdende drager is dan vervangen door een vormgevend netwerk in materiaal dat na enkele maanden wordt geresorbeerd, enerzijds ruim contact van de inhoud met de omgeving toelaat en anderzijds mechanisch noch biochemisch interfereert met de osteoneogenese of de ingroei van vaten. (27)
TECHNIEKBESCHRIJVING Voor een aantal orthopedische ingrepen werd een eenvoudig toe te passen en weinig mutilerende techniek bedacht om reconstructies van botdefecten of een fusie van botdelen te bewerkstelligen. Uit praktische overwegingen en om het afnametrauma zo gering mogelijk te houden werden de crista iliaca of de proximale tibia als voorkeursplaatsen gehanteerd voor het winnen van autoloog spongieus botweefsel. In voorkomende gevallen wordt een bottransplantataat verkregen uit het operatiegebied zelf. Afhankelijk van de gewenste consistentie van de osteoplastische botspalk worden de transplantaten samengesteld uit grove of fijne botsnippers, kubusvormige fragmenten tot 5 mm diameter, desgewenst vermengd met botmeel en gebeurlijk aangevuld met lucifervormige cortico-spongieuze spaantjes. De uiteindelijk verkregen botmassa wordt in een voorgevormd fijnmazig netwerk van polygalactide (Biokant®) (Zie fig. 14, 15a), een resorbeerbaar materiaal, bijeengebracht. Dit kan bij middel van een spatel of een spuitcilinder die opgevuld worden met het botmateriaal zodanig dat dit gemakkelijk in het voorgevormde netwerk kan worden aangebracht. Aldus wordt elke noodzakelijke vorm verkregen en kan het transplantaat ook op iedere gewenste lokatie met eenvoudige middelen (kirschnerdraden, schroefjes, cerclages of hechtingen) worden gefixeerd. Gedurende de operatie kunnen meerdere van deze spalken worden vervaardigd. (Zie fig. 3, 4a, 4a’, 4b). De spalken zijn manipuleerbaar en kunnen herhaaldelijk worden ingebracht en uitgehaald, desgewenst op eenvoudige wijze aangepast zonder dat er kostbaar autoloog bot verloren gaat. Ook bij zeer bloederige ingrepen of waar spoelingen dienen te geschieden worden de kleine botfragmentjes op deze wijze niet verplaatst.Zo komen ze niet terecht in ongewenste (bv. epidurale) locaties zoals dit zou kunnen geschieden na uitgebreide laminectomie met aansluitende spondylodese. (Zie fig. 4a). Kleine vaatclips of een speciale vlechtnaald zijn nuttig bij het vervaardigen en sluiten van bv. cilindervormige Biokant structuren. (Zie fig. 14). Klinisch frequent voorkomende casuïstiek adstrueert de beschreven techniek.
DISCUSSIE Soms kan het volstaan om beensnippers gewoon rond een letsel of in een holte aan te brengen zoals bv. bij het opvullen van een botkyste. Ter hoogte van functioneel belaste locaties is een snelle en volledige autologe botombouw vereist. Waar de nood aan autologe spongiosa groot is en de beschikbare voorraad een spaarzaam gebruik ervan noodzakelijk maakt, de te reconstrueren structuren ingewikkeld van morfologie zijn en er overbruggingen dienen te geschieden waarbij een gedeelte van de ent vrij tussen de spiermassa ligt, bewijst de Biokant beenenttechniek goede diensten. Eveneens waar spoelingen en aspiraties het wegwassen van losse botentjes zouden kunnen veroorzaken. De resorbeerbare draad die voor het netwerk gebruikt wordt interfereert niet met de osteogene inductie en bewaart haar vormgevende structuur een zestal weken ,waardoor organisatie van de enten in de gewenste morfologie gewaarborgd blijft. Hierna wordt de polygalactide afgebroken en verdwijntuit het operatiegebied. Men kan suggereren om ook ander weefsel, geneesmiddelen of osteogene stoffen ter transplantatie in dergelijk netwerk aan te bieden.zoals we het zelf sinds jaren doen.Pees- en fasciaweefsel in eenBiokant netwerk aangebracht wordt veel handelbaarder in het verloop van pees- en bandplastieken. Vetweefsel bv. kan worden aangewend ter voorkoming van vroegtijdige epifysaire schijf verbeningen volgens de techniek van Langenskjöld alsook ter voorkoming van recidieven na resectie van ankyloserende calcificaties als gevolg van totale heuparthroplastie. Een voortgezette studie zal moeten aantonen of het mogelijk is om een osteoplastische botspalk door incorporatie van getransplanteerde vaten, eindstandig of in bypass, te veranderen in een gevasculariseerde botspalk, dit naar het voorbeeld van vrije vaatimplantaties in beenstukken. (30, 40, 41, 67). Het komt ons voor dat het gebruik van de osteoplastische botspalk bij middel van Biokant® leidt tot optimaal gebruik en zuinigheid bij het transplanteren van kostbaar autoloog botmateriaal dat op minimaal traumatische wijze met aangepaste instrumenten uit de voornoemde predilectieplaatsen kan worden gewonnen. Ook laat deze techniek toe om de bij bepaalde operaties ter beschikking komende autologe botfragmentjes uit het operatiegebied zelf volledig te benutten in het raam van reconstructies en spondylodesen zodat de ossale doorbouw op korte tijd met grote zekerheid kan worden verwezenlijkt. We hebben de indruk dat hierdoor de hoeveelheid aanpermanentemetaalimplantaten en osteosynthesemateriaal , vooral in de lage rugchirurgie, kan worden beperkt. Dr.L.Suda, orthopaedisch chirurg |
ENGLISH ABSTRACT On behalf of extensive reconstructive bone surgery cortical and cancellous bone chips can be retrieved from pre-dilected donor sites by minor secundary operations.Very small bone fragments are of restricted value in repair of large bone defects or difficult bone fusions. * Dr. L. Suda, orthopaedisch chirurg
INTRODUCTION ON THE PRINCIPLES OF CLINICAL BONE GRAFTING In dayly orthopaedic practice, we are confronted with defects and resorption fenomena of the periprostetical bone, caused by “particulate” and “cytokine” disease and by stress shielding. Fractures of the prosthesis bearing bones can be the result of these complications. The repair of those lesions demand an important mass of bone. The implantation of wich can be very difficult as it has to match the morfological conditions. The same problem is posed by post-traumatic loss of diaphyseal bone stock (Fig. 11) and conditions, where arthrodesis (Fig. 12) or spondylodesis (Fig. 4) is needed, with important bridging distance or deficient congruity of the fusion surfaces. Our clinical experience and experimental investigations (56) and the literature on bone transplantations prove that fresh cancellous autologous bone chips or cubes (in bone transplantation) or osteocartilaginous autologous grafts (in joint surface transplantations) of a ∅ of 3 to 5 mm have the best chances for ingrowth and transformation into autologous living bone. That restricted volume of the graft allows a fast vascular penetration of the sinusoids (Haversian channels). The insertion and fixation of this grafts is facilitated by an appropriated technique of bone grafting as proposed in this communication. Structured autologous vascularised bone grafts could be used ideally for the reconstruction of large bone defects. A non structured mass of bone chips can however, under physiological conditions, be organized to the normal skeletal configuration of the transplant area according to Wolff’s law. As for instance after transplantation in the femoral or tibial shaft. (12,66) By their osteoconductive and osteo-inductive properties as by the release of vascularisation stimulating factors and transforming growth factors (TGF) in the so called “cytokine-soup”, arising around the graft, autologous bone chips surpass other forms of bone transplantation, a vascularized autotransplant excepted. (3a, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 46, 47, 48, 49, 52, 61, 62). Such large vascularized bone transplantations are long and hasardous interventions with a high rate of complications in the transplant because of trombosis, spasms or torsion of the vascular pedicles The prelevation of massive and eventually vascularized autologous grafts demands interventions having their own complications for the patient.(16, 18). At the prelevation site the rate of complaints attains ± 45 % of the cases. Important blood loss can follow graft prelevation. (16). The prelevation of autologous spongious bone chips on the contrary demands only minor interventions as we can obtain sufficient bone from the predilection sites by small trepanations using appropriate instruments. The proximal tibia delivers 20 g of cancellous bone, the crista ilica posterior between 10 and 20 g. The bone defect created by the graft taking procedure can easely be filled up with largely available bone bank material and fibrine or collagenous sponge to tamponate. Autologous bone comes also available from the operation field itself during certain interventions. As for instance from the proximal femur in hip arthroplasty andfrom the vertebral processi and laminae during spine interventions. Speed of penetration of capillaries in homologous bone is 6 times less than in similar autologous grafts. (34, 35). Equally unfavourable in homografts are immunological factors (8, 9, 23) and risk of infection (37). At the end of the 19 century, Barth and Axhausen documented, on the hand of investigations in animals that autologous and homologous bone graft cells die after transplantation in clinical conditions. Only rare cells can survive if they can obtain acces to the vascular bed of the receptor area after a few days. The large majority of the cells involved in the so called “creeping substitution” are invading cells from the transplantation bed differentiating into osteoblasts (49).(Fig. 1a) This means that the transplant is gradually resorbed by osteoclasts but simultaneously replaced by new bone tissue of the receptor, deposited on the dead trabeculae of the transplant. (Fig. 1a). In his scrupulous documented research on bone transplantation (3a) Axhausen proposed a score of velocity of ingrowth and quantity of new formed bone in different types of bone transplantation. The most favourable condition is presented by fresh autologous bone, less favourable is homologous fresh and frozen bone and very unfavourable are macerated bone and xenografts (3a). The less favourable behaviour of homologous material and xenografts were attributed already in those days, to rejection fenomena arising from the host. (3a, 4, 5, 46). Axhausen observed that the transplant act as a mould on which newly formed bone is deposited in contradiction to the theory of Ollier that free transplanted bone survived and could grow on its own. (4, 49). Nowadays we know that the morphomeostasis of the skeleton is achieved by a lifelong process of bone resorption and reformation regulated by hormones and cytokines. (50). Multiple factors have an influence on the ingrowth of the bone transplant. Important in this matter are the following observations.
Interposition between graft and host of osteosynthesis material or acrylate,and fibrotic tissue after repeated interventions in the transplantation area inhibits the ingrowth of vessels in the bone transplant. Detritus of polyethylene and acrylate provoces bone resorption by macrophages. Microsopic acrylate and metal (Titanium) particles stimulate the release of cytokines as interleucin 8, prostaglandine and tumoronecrosis factor (28) as osteoclast stimulating substances. It can be assumed that the general health condition of the patient and the possible intake of catabolising pharmaka can influence the acceptance and ingrowth of the transplant. Important events in bone transplantation are the osteogenic induction by the graft of pluri-potential non specific cells and osteoblastic metaplasia of the so called prae-existent osteoprogenitor cells. These phenomena provoke two distinct phases of transplant neo-osteogenesis occuring with 2 to 3 weeks of interval. (3b). At first we see an activation of specific osteoprogenitor cells and secondly after a few weeks pluripotential non specifice connective tisue cells undergo induction to bone forming cells (osteoblasts) (3b). The local vascularisation is also important in the creation by primitive angioblastic cells, of so called embryonal capillaries. This vessels penetrate the graft through pre-existent Haversian channels and line the surface of the sinusoids differentiating into osteoblasts and osteoclasts. (50, 61, 62). This osteoblastic metaplasia could be caused by substances released by necrotising bone cells creating the so called “cytokine-soup” (10, 19). Vascular invasion of an autologous spongious bone graft in a well vascularized transplantation bed occurs already 2 to 3 days after transplantation (10). After 1 week a spongious autologous cube of 5 mm Ø is fully penetrated by newly formed vessels if transplanted in a well vascularized environment. This proves that revascularisation in autologous cancellous grafts can progress 2 to 3 mm in a week. (10). According to Burwell new formed bone cells in the graft have the following important sources:
We mention this fundamental theories and observations as they lead us to the concept of bone transplantation in the sense of a OBS. Grafting of large autologous structuralbone segments do arise possible complications wich we trie to avoid. (18, 20, 21). Homologous bone grafts are of inferior quality in respect of consolidation and incorporation. However they can, as sterile sequestra, be fused to the receptor bone and preserve structure and function of a skeletal segment (Fig. 16f, 16e), acting as a prosthesis of biological material, capable of ingrowth and conversion into autologous bone tissue. For instance as a filling and supporting material in the case of repair of bone loss in the acetabulum on the occasion of revisions of total hip prostheses or as replacement after resection of bone segments (2, 35, 53) (Fig. 10c, 10d). Impregnated with acrylate, a mass of preserved bone cubes form a composite implant of acrylate and mineralized collagen bone matrix, capable of fusion with the host bone at the contact areas in a well vascularized transplantation bed. The application of homologous material on functionally charged locations is complicated, besides the low ingrowth capacity by a significant higher risc of infection (37, 43, 54). In order to accelerate the incorporation and auto-ossification of massive bone and joint transplants we could imagine to remove the central part of such homologous grafts leaving a multiple perforated shell graft as a “net” or “cage” and filling this hollow structure with autologous cancellous material. So we obtain a homologous structured skeletal implant filled with autologous cancellous bone. (56) In such a configuration we could prove that the duration for histological reconversion into autologous material and consolidation was at least 3 times less than in homogenous not-combined deepfrozen total joint grafts. In the combined autologous -homologous perforated total joint graft model penetrating vessels give rise to massive osteogenesis in the center of a combined total joint transplant in a canine transplantation model in less than 3 months. (56) (Fig. 1a, 1b, 16f). An orthotopically implanted knee joint graft appeared completely fused to the host bone in less than 8 weeks if the osteosynthesis technique allowed a broad contact area between graft and host bone and well vascularized muscle tissue (intra medullary compression osteosynthesis device) (56). (Fig. 16a, 16b, 16c, 16d). The configuration of this kind of large anatomical structured grafts corresponds with the idea we had in the concept of the osteoplastic bone splint by means of a metabolisable carrier as the Biokant® network. The cortical perforated and anatomical structure bearing the autologous spongiosa is than replaced by a formgiving network in a biodegradable material that disappears after a few months and does not hinder the contact between host and graft neither mechanically nor biochemically, and has no adverse effect on vascular ingrowth or neo-osteogenesis.(27). MATERIALS AND METHODS In a number of specific orthopaedic salvage operations we conceived a simple and non mutilating method for reconstruction of skeletal segments or for bone fusions. From a pratical point of view and to proceed as atraumatically as possible the crista iliaca and the proximal tibia were chosen to procure autologous spongious bone. In certain cases the bone transplants came available from the operation site itself. Depending on the desired consistence of the OBS the transplants are composed by large or small bone chips, bone cubes ∅ up to 5 mm, eventually mixed with bone paste or supported by cortical match-like grafts. The obtained bone mass is finally compiled in a polygalactide network with meshes of 3 to 5 mm ∅ (Biokant®) (Fig. 14, 15a, 3a, 3b, 4a). In order to facilitate the procedure we can use an appropriate introducing spoon or syringe (Fig. 15b, 15c). By that way every necessary form could be obtained and the transplant could be fixed on every desired location with K-wires, screws, cerclages or stitches. During the operation different types and numbers of those OBS can be manufactured (Fig. 3, 4a, 4a’, 4b). Those splints can be manipulated, brought in or removed and can be endlessly adapted or transformed without loss of precious autologous bone.(Fig. 4a). Even in very hemorragic interventions or with use of pulse lavage and aspiration as in acetabular cemented reconstructions, the small bone chips are not washed out. In spinal interventions they can not be displaced into undesired localisations (epidural) after extensive laminectomies associated with dorsolateral spondylodesis. Vascular clips and a special plait needle are used for manufacturing cylindrical Biokant® structures. Clinical examples may illustrate the described technique.
DISCUSSION Filling a bone cyst can be done by simple packing of the defect with homologous bone chips. In the case however of functionally loaded segments a fast fusion and fully rebuilding of the bone is necessary. In circonstances where the demand for autologous bone is great and the available stock is restricted so that very carefull and thrifty handling of the grafts is necessary the Biokant® grafting technique is of great help. The resorbable thread of the Biokant® does not interfere whith the osteogenic induction or conduction of the grafts and retains its form for about six weeks so that the organisation of the bone mass in the desired morphology can occur. After that time the polygalactide disappears from the grafting location. We make the suggestion ( and we preformed it many times during operations) to introduce other tissue, farmaka or osteogenic substancesby means of the Biokant®technique.Handling of tendon- and fascia transplants is extremely simplified if the transplantation material is envelopped in Biokant tissue. For exemple a large mass of fat tissue in Biokant® applied around the hip joint after removal of peri-articular calcifications that were complications of a total hip arthroplasty. These OBS avoid the recurrence of the peri-articular calcifications.Or fat tissue introduced to avoid partial closure of the epiphyseal disc in posttraumatic cases. More studies should be undertaken to prove the possibility of making a vascularized Biokant bone splint by incorporation of vessels in the splint as was experimentally done in free vessel transplantation in bone. (30, 40, 41, 67). We feel that the Biokantbone grafting method enables an optimal use and economy in the transplantation of precious autologous bone that can be harvested in a minimally traumatic manner from the predilection sites. This technique facilitates the compilation and implantation of little bone fragments that are removed as a consequence of operative procedures as well, for instance in spine surgery. They can be used in their totality in reconstructions and spondylodeses so that bone fusion and bridging is accomplished within a few months. We hope that by this technique the amount of permanent metallic implants in the skeleton, particularly in spine surgery,could be diminished as the influence of this foreign material is neither fully understood noris it necessary.
Dr.L.Suda, orthopaedisch chirurg |